In deze les gaan we het hebben over de verschillende schaduwen en de basis leggen voor het creëren van vorm.
Door licht en schaduw ontstaat de suggestie dat er diepte is. Door het schilderen van het licht ontstaat de derde dimensie. Magisch is het eigenlijk. Zonder licht blijft het beeld plat.
Schaduwen heb je in soorten en maten.
De slagschaduw is de schaduw die het object geeft op het oppervlak waarop het staat, maar ook de schaduw die het maakt op de muur. Je eigen schaduw als de zon schijnt is een slagschaduw en ook de figuurtjes die je met je vingers maakt op de muur.
De eigen schaduw is de donkere kant van het voorwerp. Het gedeelte dat niet door het licht wordt beschenen. De maan is hier een voorbeeld van, alleen het gedeelte dat door de zon wordt beschenen is voor ons zichtbaar in de nacht.
De kernschaduw is de lijn die de schaduwkant scheidt van de lichte kant. Voor het maken van een geloofwaardige vorm is dit een belangrijke lijn. De knikjes en en bochtjes van deze schaduw definiëren de ruimtelijke vorm. De kernschaduw is doorgaans donkerder en meer uitgesproken dan de schaduwvormen in zijn geheel.
Het tekenen van een bol of een ei is een leuke oefening, want je komt overal steeds weer bolvormige dingen tegen. Een mens bestaat immers uit allerlei bolvormige onderdelen, dieren ook en veel voorwerpen. Kies een bolvormig onderwerp, liefst eentje die stil staat.
Voordat je gaat beginnen met de tekening is het belangrijk om te zorgen voor een mooie schaduwwerking. Als er te veel licht is en geen gerichte lichtbron verdwijnen alle schaduwen. Traditioneel in de schilderkunst is dat het licht van linksboven komt. Rembrandt maakt hier gebruik van. Het oog leest het schilderij dan van links naar rechts. Voor de oefening is dat een goed uitgangspunt. Zet dus een lamp links van je bol of van je ei.
We hebben in de vorige les gewerkt met 3 toonwaarden. Hou dit vast, maar probeer nu meer tonen te herkennen. Als je meer tekent ga je steeds meer tonen zien in schaduwpartijen. Uiteindelijk gaan we toe naar 9 tonen van licht naar donker.
Geef op je tekening aan waar de kern schaduw begint en besteed goed aandacht aan deze vorm. En probeer goed te meten hoe de verhoudingen zijn en de richtingen. Gebruik weer je potlood om te meten en hou je arm recht. Zorg ervoor dat het gedeelte dat licht moet blijven ook daadwerkelijk licht blijft. Maak vloeiende overgangen.
Tenslotte: vraag je af wat je wilt laten zien. Er is altijd iets waar je aandacht naar toe wil, een stukje van het beeld dat je blik gevangen houdt. Dat stukje waar je door geraakt wordt weergeven, is uiteindelijk waar het om draait. Alle aandacht daar naar toe laten gaan als je aan het tekenen bent, werkt dan weer averechts. Het licht kan alleen maar schitteren door juist aandacht te geven aan de schaduw en alle verschillen in toon daarin, zodat het geheel geloofwaardig wordt.